Een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag moet binnen de bezwaartermijn worden ingediend. De bezwaartermijn begint te lopen op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of bij de latere bekendmaking van de aanslag.
Inzet van een procedure voor de Hoge Raad is het bewijs van verzending van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Wegens termijnoverschrijding heeft de gemeentelijke heffingsambtenaar het ingediende bezwaar tegen de naheffingsaanslag niet ontvankelijk verklaard. De belanghebbende beweerde in beroep bij de rechtbank dat hij geen kennisgeving van de naheffingsaanslag op zijn auto heeft aangetroffen. Pas vier weken na de dagtekening van de naheffingsaanslag zou hij een duplicaat van het aanslagbiljet hebben ontvangen. De rechtbank heeft dat betoog van de hand gewezen en het beroep zonder inhoudelijke behandeling ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is de belanghebbende in verzet gegaan. Volgens de rechtbank is de naheffingsaanslag op 26 augustus 2021 door toezending per post van een duplicaat bekendgemaakt. Naast een duplicaat van de aanslag, waarop de datum 26 augustus 2021 is vermeld, heeft de gemeentelijke heffingsambtenaar een afschrift van de verzendadministratie overgelegd. De heffingsambtenaar heeft volgens de rechtbank met de overgelegde stukken aannemelijk gemaakt dat het duplicaat op 26 augustus 2021 is verzonden. De belanghebbende heeft volgens de rechtbank het vermoeden van ontvangst van het duplicaat niet ontzenuwd. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard.
De Hoge Raad is van oordeel dat de bewijslast van de heffingsambtenaar voor de verzending inhoudt dat hij aannemelijk moet maken dat een stuk aan een postvervoerbedrijf ter verzending is aangeboden. Onderdeel van die bewijslast is dat de heffingsambtenaar aannemelijk moeten maken aan welk postvervoerbedrijf het betreffende poststuk is aangeboden. De rechtbank had dit in haar oordeel over het aannemelijk maken van de verzending van het duplicaat moeten betrekken. Door dat niet te doen heeft de rechtbank hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij haar oordeel onvoldoende gemotiveerd.
De Hoge Raad heeft het verzet tegen de uitspraak van de rechtbank gegrond verklaard. De rechtbank dient de zaak nu alsnog inhoudelijk te behandelen.
Stel een vraag: