Op Prinsjesdag 2018 is het conceptwetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap aangekondigd. Er is voorgesteld om bij aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) die meer dan € 500.000 lenen bij hun vennootschap een fictief voordeel als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking te nemen voor zover het totaalbedrag van deze leningen uitstijgt boven € 500.000, eigenwoningschulden uitgezonderd. De maatregel gaat voor het eerst gelden voor het kalenderjaar 2022. Iedere ab-houder die meer dan € 500.000 heeft geleend, zal zijn positie voor die tijd opnieuw moeten bekijken.
Wat houdt het conceptwetsvoorstel in?
Met de maatregel beoogt het kabinet belastinguitstel in box 2 van de inkomstenbelasting tegen te gaan en voor de heffing beter aan te sluiten bij het moment waarop de ab-houder of de met hem of haar verbonden personen feitelijk over de gelden beschikken. Aanmerkelijkbelangheffing wordt naar voren gehaald. Wordt meer geleend van de eigen B.V. dan € 500.000, dan zal het meerdere aan het eind van het kalenderjaar als regulier voordeel worden belast (‘bovenmatige deel van de schulden’) in box 2 bij de ab-houder en zijn partner. Onder schulden wordt verstaan alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen aan het einde van het kalenderjaar op basis van de nominale waarde. Daarbij geldt voor de ab-houder en zijn partner in totaal dit maximumbedrag van € 500.000. Leningen bij meerdere vennootschappen waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden worden bij elkaar opgeteld. Het bedrag aan schulden dat buiten aanmerking blijft (€ 500.000) wordt verhoogd met de in een eerder jaar als fictief voordeel belaste bedragen.
De werking van de maatregel blijft beperkt tot de aanmerkelijkbelangregeling. Dit betekent dat de maatregel niet doorwerkt naar box 1 en box 3 van de inkomstenbelasting noch naar de dividendbelasting en de vennootschapsbelasting. De maatregel heeft geen civielrechtelijke betekenis. De lening genereert fictief inkomen in box 2, maar blijft civielrechtelijk bestaan zodat er nog steeds rente moet worden betaald en er op de schuld moet worden afgelost. Voor de vennootschap (schuldeiser) betekent dit dat de waardering van de vordering op de aandeelhouder (schuldenaar) op de fiscale balans als gevolg van deze maatregel geen wijziging ondergaat en dat de B.V. periodiek ook over het voor de ab-houder bovenmatige deel van de lening rente ontvangt en moet verantwoorden in haar resultatenrekening. Ingeval de schuld in box 3 valt, verlaagt de schuld de rendementsgrondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen.
In de Memorie van Toelichting van het conceptwetsvoorstel wordt benadrukt dat de bestaande rechtspraak over geldleningen en eigenwoningschulden onverkort van toepassing blijft. Dat houdt kort gezegd in dat wanneer vaststaat of vast komt te staan dat de schuld niet zal worden afgelost, een verkapte winstuitdeling wordt aangenomen en aanmerkelijkbelangheffing zal moeten worden voldaan. Dit geldt zowel voor schulden beneden als boven € 500.000. Het is niet de bedoeling dat dubbele heffing kan ontstaan: als sprake is van een verkapte winstuitdeling die tevens kan worden gezien als een bovenmatige schuld zal slechts eenmaal worden geheven.
Welke leningen tellen mee?
Alle schulden tellen mee met uitzondering van eigenwoningschulden. Eigenwoningschulden vallen niet onder de voorgestelde maatregel voor zover ter zake van die schulden een recht van hypotheek is gevestigd. Deze laatstgenoemde hypotheekvoorwaarde geldt niet voor eigenwoningschulden die op 31 december 2021 bestaan.
Het is niet relevant of de schulden zijn aangegaan voor consumptieve uitgaven (de zogenoemde rekening-courantschulden) of dat ze zijn aangegaan om de aankoop van (vastgoed)beleggingen te financieren. Vorderingen op de vennootschap worden niet gesaldeerd met schulden aan de vennootschap. Alle typen leningen tellen mee ter bepaling van het totaalbedrag aan schulden. Wanneer een met de ab-houder verbonden persoon die zelf geen aanmerkelijk belang heeft, bovenmatig leent van de B.V. wordt het eventuele bovenmatige deel bij de ab-houder (en zijn partner) belast. Denk hierbij aan kinderen die lenen van de B.V. van hun ouders.
Overgangsrecht
Er is beperkt overgangsrecht voorgesteld. Zoals hierboven is aangegeven blijven op 31 december 2021 bestaande eigenwoningschulden buiten beschouwing, ook als geen recht van hypotheek is gevestigd. Daarnaast geldt dat wanneer er in 2022 (het eerste jaar) een fictieve winstuitkering in aanmerking wordt genomen, een tegemoetkoming (‘vervreemdingskorting’) wordt verleend als de aandelen later worden vervreemd. Dit kan echter niet leiden tot een verlies uit aanmerkelijk belang en de vervreemdingskorting kan slechts eenmaal worden benut. Voor fictieve winstuitkeringen in latere jaren ontbreekt vooralsnog een regeling die dubbele heffing voorkomt.
Bestaande afspraken
In de regel is het zo dat bestaande afspraken met de Belastingdienst als gevolg van wetswijzigingen komen te vervallen. De vaststellingsovereenkomsten (VSO’s) die zien op een totaal aan schulden van minder dan € 500.000 komen echter niet te vervallen. Voor VSO’s die zien op een totaal van schulden van meer dan € 500.000 ligt dit volgens de Memorie van Toelichting minder duidelijk en is dit afhankelijk van de gemaakte afspraken.
Commentaar TEKZ Belastingadviseurs
Het conceptvoorstel bestrijdt excessief lenen van de B.V. Uit het bovenstaande blijkt dat het voorstel grof te werk gaat, nog onduidelijkheden bevat en dat er complexe situaties kunnen ontstaan. Vaststaat dat iedere ab-houder die – alleen of samen met zijn partner – meer dan € 500.000 heeft geleend van de B.V., zijn positie opnieuw zal moeten beoordelen. Uiterlijk ultimo 2022 dient actie te zijn ondernomen. Echter, in verband met de stijging van het aanmerkelijkbelangtarief is het aan te raden om al dit jaar de gevolgen van het voorstel te inventariseren. Tijdige actie kan directe afrekening van aanmerkelijk belang mogelijk voorkomen.
Stel een vraag: