Op grond van de Gemeentewet kan onroerendezaakbelasting worden geheven van degene, die een onroerende zaak, die niet als woning dient, bij het begin van het kalenderjaar gebruikt. Onder gebruiken wordt verstaan het bezigen van de onroerende zaak ter bevrediging van eigen behoeften. Een verhindering om de onroerende zaak overeenkomstig zijn aard en inrichting te gebruiken, brengt niet zonder meer mee dat niet langer sprake is van gebruik.
De exploitant van een sportschool in een gehuurd pand was het niet eens met de opgelegde aanslag onroerendezaakbelastingen voor gebruikers voor het jaar 2021. Als gevolg van coronamaatregelen was de sportschool van 15 december 2020 tot en met 19 mei 2021 van overheidswege gesloten. Gedurende deze periode zijn in de sportschool minimale schoonmaakwerkzaamheden verricht. De exploitant was van mening dat hij de onroerende zaak op 1 januari 2021 niet gebruikte in de zin van de Gemeentewet. Door de coronamaatregelen was het voor de exploitant niet mogelijk om het pand aan te wenden in overeenstemming met de bestemming van het pand. Hof Den Haag heeft dit betoog verworpen. Dat het door de coronamaatregelen gedurende een bepaalde periode niet mogelijk was om het pand voor de beoogde commerciële activiteiten te gebruiken, is volgens het hof niet doorslaggevend. De exploitant had toegang tot het pand. In afwachting van de heropening bleef het pand volledig ingericht als sportschool. Gezien de schoonmaakwerkzaamheden tijdens de verplichte sluiting heeft de exploitant het pand bewust voor zichzelf ter beschikking gehouden, met de intentie dit weer te exploiteren als sportschool zodra dit mogelijk was. De heffingsambtenaar heeft de exploitant terecht aangemerkt als gebruiker op 1 januari 2021 in de zin van de Gemeentewet en hem terecht de aanslag opgelegd.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de exploitant ongegrond verklaard. Hoewel volgens de Gemeentewet de situatie aan het begin van het kalenderjaar beslissend is, betekent dit niet dat kan worden volstaan met een momentopname. Op de peildatum moet duurzaam gebruik redelijkerwijs te verwachten zijn. De omstandigheid, dat het gebruik op de peildatum tijdelijk is onderbroken, wil niet zeggen dat geen sprake is van gebruik in de zin van de Gemeentewet.
Stel een vraag: