Een bestuursorgaan is bevoegd om een verzoek om herziening van een besluit inhoudelijk te behandelen en het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Die bevoegdheid bestaat ook als de rechtzoekende aan zijn verzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. In een dergelijk geval kan het bestuursorgaan ervoor kiezen om de herhaalde aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit. In beroep tegen een dergelijke afwijzing toetst de bestuursrechter of het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt stelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
De Centrale Raad van Beroep is van mening dat het “evident-onredelijk”-criterium ook geldt voor de afwijzing van een verzoek om herziening van een boetebesluit. Een oppervlakkige inhoudelijke beoordeling of een summier onderzoek moet voldoende zijn om vast te stellen dat het evident onredelijk is om vast te houden aan het oorspronkelijke boetebesluit. Het is aan de verzoeker om dit aannemelijk te maken. Bij de beoordeling spelen verschillende aspecten en criteria een rol, zoals de uitdrukkelijke erkenning door het bestuursorgaan van de onjuistheid van de eerdere besluitvorming.
Stel een vraag: