De bedrijfsopvolgingsregeling (verder: BOR) is een royale “vrijstelling” voor zowel de inkomstenbelasting als de schenk- en erfbelasting. Met deze regelingen kunnen ondernemers hun ondernemingsvermogen op een fiscaal optimale manier overdragen aan een bedrijfsopvolger, veelal toegepast bij opvolging door de kinderen. Kijk uit met investeren in de jaren voorafgaand aan die overdracht!
Als een ondernemer overlijdt, rust op de waarde van zijn onderneming meestal een flinke belastingclaim, maar er is en mooie faciliteit -de BOR- welke de belastingdruk fors verlaagt. Deze faciliteit kan ook bij schenken worden toegepast.
De BOR is een vrijstelling van 100% tot een ondernemingsvermogen van € 1.102.209 (2020). Boven deze waarde geldt een vrijstelling van 83%. Het bedrag van de vrijstelling geldt voor de gehele onderneming en wordt niet per erfgenaam of per verkrijging berekend.
Kinderen kunnen de onderneming bij toepassing van de BOR van hun ouders overnemen tegen een lagere waarde dan de marktwaarde (of zelfs voor niets) als de ouders die opbrengst kunnen missen. Gezien bovenstaande bedragen dus een heel mooie regeling om vermogen zonder heffingen naar de volgende generatie te krijgen.
Dit ondernemingsvermogen kan onder andere een eenmanszaak, een vof (-aandeel) of aandelen in een BV betreffen. De regeling geldt ook bij opvolging na overlijden van de ondernemer.
Gebeurt de opvolging tijdens leven, dan is sprake van een schenking en moet worden beoordeeld of de BOR voor de schenkbelasting kan worden toegepast. Daarover gaat dit artikel.
Als ondernemingsvermogen in het kader van bedrijfsopvolging overgaat, gelden voorwaarden voor de vrijstelling en één daarvan is dat de onderneming minimaal vijf jaar door de ondernemer (of de BV en/of dochtervennootschappen van de BV) gedreven dient te zijn. Deze bezitstermijn is overigens één jaar bij overgang door overlijden. Vooral in BV-structuren levert dit begrip “de onderneming” in combinatie met deze bezitstermijn, onduidelijkheden op.
Consolidatie in BV-structuur
Een BV-structuur kent veelal een holding-BV en een of meer werk-BV’s. Als aandelen worden geschonken met toepassing van de BOR, betreft dat een schenking van de aandelen in de holding-BV. Hoe moet “de onderneming” in zo’n geval worden opgevat nu een holding zelden een onderneming drijft? De activa en passiva van de werk-BV(’s) worden dan aan de holding toegerekend, waardoor de holding toch een -toegerekende- onderneming kent.
Ondernemers investeren regelmatig en zo ook in de uitbreiding van ondernemingsactiviteiten. Ingeval die uitbreiding binnen vijf jaar voor de schenking heeft plaatsgevonden, ontstaat al gauw discussie met de Belastingdienst.
Als een bestaande werk-BV de activa/passiva van een concurrent opkoopt en de activiteiten van de beide ondernemingen liggen op één lijn, dan zullen de ondernemingen in elkaar opgaan. Voor de BOR gaat dat goed als deze nieuwe activiteit is gekocht binnen de bezitstermijn, aldus de Hoge Raad.
Als deze werk-BV dezelfde onderneming koopt door aandelen in die concurrent over te nemen, gaat het volgens de Hoge Raad niet goed voor de BOR-bezitstermijn, omdat door de gekozen BV-structuur, twee afzonderlijke ondernemingen worden gezien (welke separaat te identificeren zijn en blijven) en de laatste gekochte onderneming een eigen bezitstermijn kent.
Het uit bovenstaande voorbeelden blijkende onderscheid is toch een forse restrictie in het vrijelijk kunnen ondernemen en investeren, temeer de keuze voor een activa/passiva-transactie of een aandelentransactie voor zowel koper als verkoper belangrijke verschillen kent.
Wij drukken ondernemers op het hart om, als u bedrijfsopvolging voor ogen hebt, te overleggen met uw fiscaal adviseur vóórdat u investeringen doet, om de optimalisatie van de BOR bij de bedrijfsopvolging niet te frustreren.
Stel een vraag: