De belastingheffing in box 3 leidt voor mensen, die worden geconfronteerd met een heffing naar een hoger voordeel uit sparen en beleggen dan het werkelijk behaalde rendement, tot een inbreuk op het recht op ongestoord genot van zijn eigendom. In het Kerstarrest heeft de Hoge Raad aanleiding gezien om belanghebbenden in voorkomende gevallen adequate rechtsbescherming te bieden tegen de geconstateerde schending van hun fundamentele rechten. Deze rechtsbescherming vergt een op rechtsherstel gerichte compensatie, waarvan de rechter de omvang in het algemeen slechts naar redelijkheid zal kunnen vaststellen. De Wet rechtsherstel box 3 blijkt dezelfde fundamentele onjuistheid te bevatten.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in navolging van Hof Den Bosch geoordeeld dat alleen het werkelijk behaalde directe rendement in de belastingheffing moet worden betrokken. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende in 2018 een werkelijk rendement van € 110.027 heeft gerealiseerd. De Belastingdienst had aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een voordeel uit sparen en beleggen van € 203.252. Op basis van het Besluit rechtsherstel box 3 is de aanslag ambtshalve verminderd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 188.400.
De rechtbank heeft het standpunt van de belanghebbende, dat ook rekening gehouden moet worden met ongerealiseerde waardeveranderingen in zijn beleggingen, afgewezen. Dat is in overeenstemming met de uitspraak van Hof Den Bosch uit maart 2023. Het hof heeft in die uitspraak overwogen dat ongerealiseerde vermogenswinsten niet passen binnen de term werkelijk behaald rendement, die de Hoge Raad in het Kerstarrest heeft gebruikt.
Stel een vraag: