Vrijdag 1 juli jongstleden heeft de Staatsecretaris van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven met ingang van 1 januari 2017 een eind te willen maken aan de regeling van het pensioen in eigen beheer voor directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s). De staatssecretaris constateert een groot draagvlak voor deze afschaffing, en ik kan mij daar in vinden. De regelgeving rondom pensioen is door de vele wijzigingen van de afgelopen jaren enorm complex geworden, hetgeen nog is versterkt door de complicaties die de lage rente met zich brengt voor de waardering van de verplichtingen. Voor de tot en met dit jaar opgebouwde rechten biedt de staatssecretaris twee oplossingen: een afkoopvariant en een spaarvariant. Ook deze wekken mijns inziens weinig weerstand.
De staatssecretaris wordt mijns inziens echter overmoedig op het moment dat hij in zijn brief alvast een geschatte opbrengst van €2 miljard in 2017 voor de afkoopvariant noteert. Altijd prettig als er een verkiezingsbegroting moet worden opgesteld, maar bij de vermeende aantrekkelijkheid van de regeling kunnen de nodige kanttekeningen worden geplaatst.
Allereerst zal een afkoop niet altijd zo voordelig zijn als kennelijk verondersteld wordt. Door de grondslagkorting van 34,5% in 2017 bedraagt het effectieve tarief over de af te kopen pensioenpot inderdaad “slechts” 34%. Echter, indien de betreffende DGA naast zijn AOW niet of nauwelijks ander pensioen heeft opgebouwd dan het pensioen in eigen beheer, vallen de uitkeringen, indien gewacht wordt tot de pensioenuitkeringsdatum, bij de DGA voor een deel onder het tarief voor de eerste en tweede schijf, die op dit moment 18,65% respectievelijk 22,5% bedragen, hetgeen nog aanzienlijk voordeliger is. Voor met name de kleinere pensioenen is afkoop daarom vaak niet aantrekkelijk.
Voorts dient niet alleen voldoende vermogen in de onderneming aanwezig te zijn om het pensioen te kunnen afkopen, maar ook voldoende vrij besteedbare liquiditeiten. Bij een pensioenpot van bijvoorbeeld €300.000 (en dat is echt niet hoog voor een pensioenvoorziening), zal al € 102.000 moeten worden overgemaakt naar de belastingdienst. Vaak zit het vermogen echter vast in vaste activa (pand, machines) of bijvoorbeeld debiteuren, en is afkoop dus niet mogelijk. En zelfs als het geld aanwezig is, is het de vraag of aanwenden van dit geld voor belastingbetaling wel wenselijk is. Veel bedrijven worstelen immers nog steeds met de moeizame kredietverlening van banken. Indien de DGA op termijn voor zijn onderneming een investeringsbehoefte voorziet, kan het verstandig zijn het geld daarvoor te reserveren. Ook is nog maar de vraag in hoeverre diezelfde banken het door de afkoop verdwijnen van een stuk beklemd vermogen uit de vennootschap zullen laten passeren zonder daar consequenties voor de kredietverlening aan te koppelen. Met name bij de grotere pensioenvoorzieningen is de financiering van de afkoop daarom een mogelijke spelbreker.
Last but not least is er de positie van de partner. Bij echtscheiding heeft deze op grond van de pensioenverevening recht op een evenredig deel van de tijdens het huwelijk opgebouwde rechten aan ouderdomspensioen en het recht op nabestaandepensioen. Wordt het pensioen afgekocht dan vervallen deze rechten in beginsel. Komt het huwelijk enige tijd daarna tot een einde, dan staat de partner op dat moment met lege handen. De partner dient echter wel in te stemmen met een afkoop, en kan dus een spaak tussen het wiel steken. De staatssecretaris heeft tot op heden niet een echt goed antwoord op deze problematiek. In de bijlage bij zijn brief komt hij ook nu niet veel verder dan afstorten van de rechten van de partner bij een verzekeringsmaatschappij, of aanpassen van de huwelijks voorwaarden. Beide opties waar veel haken en ogen aan zitten, waardoor het maar de vraag is of deze voldoende soelaas bieden. Met name ook voor adviseurs ontstaat hier een dilemma. Zij hebben immers een zorgplicht, niet alleen jegens de DGA, maar ook jegens diens partner. En geen enkele adviseur zit er op te wachten om, indien op enig moment na gebruikmaking van de afkoopregeling het huwelijk van de DGA tot een einde komt, te worden geconfronteerd met de wraaklustige partner en haar claimbeluste advocaat. Het advies aan de partner zal in veel gevallen dus luiden: niet doen!. Ook hierbij geldt dat hoe hoger het pensioen, hoe groter het bedrag dat voor de partner op het spel staat.
Bij de begrote opbrengst van €2 miljard kunnen dan ook grote vraagtekens worden gezet.
Marcel Wiebes
Stel een vraag: