Na het verstrijken van de bezwaartermijn staat een belastingaanslag onherroepelijk vast. Wel kan de aanslag dan ambtshalve worden verminderd door de inspecteur. Een verzoek tot ambtshalve vermindering moet voor het einde van het vijfde jaar na het jaar, waarop de aanslag betrekking heeft, worden ingediend. Een verzoek tot ambtshalve vermindering wordt in beginsel afgewezen wanneer de onjuistheid van de aanslag berust op nieuwe jurisprudentie. Dat is jurisprudentie, die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk is komen vast te staan en die inhoudt dat een eerdere uitleg als onjuist wordt aangemerkt.
De inspecteur mag niet weigeren een aanslag ambtshalve te verminderen met een beroep op nieuwe jurisprudentie wanneer hij bij het opleggen van de aanslag is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. In een dergelijk geval vloeit de onjuistheid van de belastingaanslag niet voort uit latere jurisprudentie. Of de inspecteur in redelijkheid mocht menen dat zijn standpunt juist was, moet worden beoordeeld naar de stand van het recht op het moment waarop de belastingaanslag onherroepelijk is geworden.
Een gepensioneerde ontvangt sinds 2008 uitkeringen uit een onzuivere pensioenregeling. Naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad uit 2019 heeft de gepensioneerde een verzoek om ambtshalve vermindering van aanslagen inkomstenbelasting gedaan. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen omdat hij het arrest als nieuwe jurisprudentie aanmerkte. De procedure belandde uiteindelijk bij de Hoge Raad, waar de vraag was of de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan.
De Hoge Raad is van oordeel dat dit niet het geval is. Niet kan worden gezegd dat ten tijde van het onherroepelijk worden van de aanslagen de inspecteur redelijkerwijs niet heeft mogen menen dat het door hem ingenomen standpunt met betrekking tot de belastbaarheid van de pensioenuitkering juist was. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de gepensioneerde afgewezen.
Stel een vraag: