In het zogenaamde Baksteenarrest heeft de Hoge Raad uiteengezet onder welke voorwaarden een onderneming een voorziening voor toekomstige uitgaven kan vormen. Vereist is dat:
Een varkenshouder wilde in het jaar 2017 een voorziening vormen voor de aanschaf van luchtwassers. Volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant is dat niet mogelijk. De varkenshouder is voor de voortzetting van zijn bedrijf wettelijk verplicht om de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof te verminderen. Aan die verplichting kan hij voldoen door het installeren van luchtwassers. De daarmee gepaard gaande uitgaven worden niet opgeroepen door de bedrijfsuitoefening vóór 31 december 2017, maar dienen te worden gemaakt om de bedrijfsuitoefening in de toekomst te kunnen voortzetten.
De varkenshouder wilde verder een voorziening vormen voor sanering van de asbestdaken van de stallen. Uit een arrest van de Hoge Raad uit 1989 volgt dat saneringskosten dienen te worden geactiveerd. Dit komt omdat de saneringskosten in verhouding tot de aanschaffingskosten van de stallen aanzienlijk zijn en de kosten in dit geval niet zijn veroorzaakt door de bedrijfsvoering van de varkenshouder. De stallen zijn in 2018 geleverd op grond van een in 2017 gesloten koopovereenkomst. De varkenshouder is pas in 2017 vennoot geworden in de onderneming. Dat betekent dat hij de mede-eigendom heeft verkregen van stallen waarvan de asbestdaken op enig moment zouden moeten worden vervangen. De omstandigheid dat in de daken van de stallen asbest aanwezig was ten tijde van de levering moet worden geacht verwerkt te zijn in de koopprijs. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de voorziening voor asbestsanering terecht gecorrigeerd.
Stel een vraag: