Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst hebben het wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ bij de Tweede Kamer ingediend. Het is de bedoeling dat bepaalde onderdelen al op 1 januari 2021 in werking treden.
Steeds meer mensen willen een grotere mate van flexibiliteit hebben ten aanzien van de aanwending van hun pensioen, zodat beter kan worden aangesloten bij de eigen bestedingsbehoefte. Daarnaast bestaat er door de stijging van de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd behoefte aan maatregelen die ervoor zorgen dat mensen gezond de eindstreep kunnen halen. Tegen deze achtergrond zijn er in het pensioenakkoord afspraken gemaakt om meer maatwerk mogelijk te maken in het arbeidsvoorwaardelijk pensioen.
Allereerst is afgesproken dat mensen meer keuzevrijheid krijgen bij de aanwending van hun pensioen, door mogelijk te maken dat zij een beperkt deel van het pensioenvermogen kunnen opnemen als een bedrag ineens. Verder is afgesproken mensen meer keuzemogelijkheden te bieden om eerder te kunnen stoppen met werken. Het gaat allereerst om de tijdelijke facilitering van de mogelijkheid om in sectoren en ondernemingen uittredingsregelingen te financieren waarmee werknemers de mogelijkheid krijgen om drie jaar voor de AOW-leeftijd te stoppen met werken. Dit wordt gedaan door een versoepeling van de pseudo-eindheffing op regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing). Daarnaast is afgesproken dat er meer fiscale ruimte wordt geboden om verlof op te sparen, mede om vervroegd uittreden mogelijk te maken.
Op 3 september 2020 hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd die de uitwerking van de zojuist beschreven maatregelen mogelijk moet maken. Er worden verschillende wijzigingen voorgesteld van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964.
Er gelden verschillende data waarop de diverse onderdelen van het wetsvoorstel in werking moeten treden. Voor zover het gaat om de wijzigingen die noodzakelijk zijn voor het tijdelijk versoepelen van de RVU-heffing en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof is het streven dat deze in werking treden met ingang van 1 januari 2021.
De versoepeling van de RVU-heffing betreft een tijdelijke maatregel voor een beoogde duur van vijf jaar, daarmee uiterlijk eindigend per 1 januari 2026.
Voor zover het gaat om de wijzigingen voor het invoeren van het keuzerecht voor een bedrag ineens is het plan om een minimuminvoeringstermijn te hanteren en deze wijzigingen naar verwachting per 1 januari 2022 in werking te laten treden. Achtergrond hiervan is dat deelnemers vanaf het moment van inwerkingtreding gebruik moeten kunnen maken van de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen te kunnen laten afkopen. Om te realiseren dat pensioenuitvoerders deelnemers hierover tijdig kunnen informeren en deelnemers een weloverwogen beslissing kunnen nemen, is een minimuminvoeringstermijn wenselijk.
Bron: TaxLive, 4 september 2020
Stel een vraag: